Category Archives: Uncategorized

stadsdorpen, het nabuurschap en de wijkzorg

In dit blog probeert een aantal actieve buurtbewoners die actief zijn binnen stadsdorpen een beeld te geven van de manier waarop de stadsdorpen zouden kunnen inspelen op de ontwikkelingen in de wijkzorg. De analyses, conclusies en aanbevelingen komen geheel voor hun rekening en zijn niet voorgelegd aan de stadsdorpen. Zij proberen met dit blog een discussie op gang te brengen die zowel binnen de wijkzorg als binnen de stadsdorpen tot vruchtbare samenwerking kan leiden zonder de onderscheiden karakters geweld aan te doen. In de pagina ‘over stadsdorpspomp’ lichten we het ontstaan van dit blog toe.

Hieronder volgt een korte samenvatting van de belangrijkste onderwerpen, die hieronder in afzonderlijke pagina’s worden behandeld. De lezer vindt daarin uitgelichte teksten, die naar die pagina’s verwijzen.

De verhouding van stadsdorpen tot de wijkzorg en andere hulpverlenende organisaties

Voor stadsdorpen staat het nabuurschap centraal. Nabuurschap is een vorm van onderlinge betrokkenheid die begint bij elkaar te leren kennen als buurtgenoten. Daartoe organiseren stadsdorpen veel mogelijkheden om elkaar als buren te ontmoeten. Hetzij langs informele weg door borrels, koffietafels of gezamenlijke activiteiten (wandelgroepen, eettafels, theaterbezoek, etc.) of meer formeel met buurtbijeenkomsten over actuele thema’s. Daarnaast stimuleren stadsdorpen ook de onderlinge burenhulp. Die kan betrekking hebben op het uitlenen van spullen tot en met eten koken voor een zieke buurtgenoot.

Met de exclusieve oriëntatie op de buurt onderscheidt een stadsdorp zich niet alleen van bekende websites voor het uitruilen van apparatuur, diensten of activiteiten zoals bijvoorbeeld Peerby, maar ook van vrijwilligersorganisaties zoals de Vrijwilligers Centrale Amsterdam. De motivatie van deelnemers aan stadsdorpen en andere organisaties van belangeloze burgers verschilt, en daarmee ook het karakter van hun activiteiten. Een meer uitvoerige schets van de positie van de stadsdorpen met betrekking tot de wijkzorg kun je hier lezen (klikken svp; dan kom je op de desbetreffende pagina van dit blog).

De veranderingen in de wijkzorg

De veranderingen in de wijkzorg bieden een forse uitdaging aan alle betrokkenen, en dus ook aan de stadsdorpen. Veel mensen zien de veranderingen als een bedreiging, zowel voor zichzelf als voor de organisaties waarin zij als vrijwilliger participeren. Bij veel stadsdorpen bestaat de vrees dat zij op termijn het ‘afvoerputje van de zorg’ zouden kunnen worden. De overheid – in dit geval de gemeente – zou de burger op kunnen zadelen met problemen die zij zelf niet meer kan oplossen. De haast natuurlijke reactie is dat zij grote afstand proberen te houden tot de wijkzorg.

Dit ongemak wordt nog versterkt door de spanning onder zorgprofessionals als gevolg van de opeenvolgende reorganisaties van de professionele zorgaanbieders. De nieuwe inrichting van de wijkzorg stelt andere eisen aan de zorgprofessionals. De zorgaanbieders veranderen van bureaucratisch gestuurde, omzet maximaliserende organisaties in netwerken van professionele wijkzorgteams en gespecialiseerde capaciteitsfuncties, die zelf de zorgbehoefte moeten vaststellen binnen een begrensd budget en afgerekend worden op de tevredenheid van hun cliënten. Dit soort reorganisaties zijn complex en kosten veel tijd en energie. De zorgprofessionals op het uitvoerende niveau raken daarbij soms het spoor bijster.

De lokale overheid, in dit geval de Gemeente Amsterdam, levert de belangrijkste impuls voor de reorganisaties. Zij moet immers de wijkzorg aanbesteden. Tegen het licht van het grote aantal (ongeveer 50) instellingen in Amsterdam die zorg aanbieden is het te begrijpen dat de gemeente het koord voorzichtig aantrekt. Maar dat neemt niet weg dat een aantal belangrijke noodzakelijke vernieuwingen in de zorg nog niet van de grond komen. Een meer uitvoerige analyse van respectievelijk de ontwikkeling van de wijkzorg in het algemeen en de keuzes in Amsterdam kun je lezen op de hierboven genoemde pagina.

Kansen en bedreigingen van de wijkzorg

Uit de gesprekken die gevoerd zijn met de verschillende partijen die in Amsterdam betrokken zijn bij de wijkzorg is duidelijk gebleken dat iedereen zich maximaal inzet om een goed resultaat te bereiken. Tegelijkertijd beluister je enige onrust over de verdere ontwikkeling. Iedereen kent uit de praktijk ‘schitterende ongelukken’, maar ook mooie voorbeelden van hoe het ook kan. Op deze plek heb ik geprobeerd op een evenwichtige manier de kansen en bedreigingen van de wijkzorg op een rijtje te zetten. Bij de kansen gaat het onder meer om een grotere betrokkenheid van het publiek, waarbij het besef van de noodzaak tot verandering stelselmatig groeit. Bij de bedreigingen gaat het vooral om het gebrek aan het gevoel van urgentie. Er is nog onvoldoende bewustzijn van het gegeven dat zowel de vraag als het aanbod van de zorg in hun huidige vorm onhoudbaar worden.

Dat brengt ons tot de conclusie dat een dialoog van betrokken zorgprofessionals en burgers de samenhang en medeverantwoordelijkheid kan brengen die de wijkzorg nieuw elan kan geven. Het gaat hierbij overigens niet om een dialoog waarbij burgers de rol van consument aannemen en de zorgprofessionals de rol van aanbieders van bepaalde zorgdisciplines. De dialoog moet evenwichtig zijn: alle partijen moeten naar vermogen hun rol oppakken en daarvoor verantwoordelijkheid durven nemen.

Kan het ook anders?

Zo’n analyse leidt vanzelfsprekend tot de vraag “kan het ook anders?”. Op de gelijknamige pagina op deze website, geven we een voorzet voor de discussie over een aanvullende maatregelen die de Gemeente Amsterdam zou kunnen treffen om de ontwikkeling van de wijkzorg iets meer richting te geven zonder de professionele creativiteit van alle betrokken partijen (zorgvragers, zorgprofessionals, informele zorg en burgerinitiatieven) in gevaar te brengen.

De maatregelen komen er in hoofdlijnen op neer dat de gemeente de ontwikkeling van buurtsamenwerkingsverbanden zou moeten stimuleren. In deze samenwerkingsverbanden zouden niet alleen de zorgprofessionals moeten deelnemen die in de buurt werkzaam zijn, maar ook de buurtinitiatieven zoals stadsdorpen. De kwartiermakers hebben in de afgelopen jaren daarbij voorbereidend werk gedaan. Het initiatief ligt nu bij de wijkzorgallianties die de Gemeente in 2017 heeft gevormd.  In de dialoog zullen de partijen een gezamenlijke visie en gedeelde verantwoordelijkheid voor de wijkzorg moeten ontwikkelen die per buurt kan verschillen, maar gedragen zal moeten worden vanuit de uitkomsten voor de buurten.

Dat is geen eenvoudige opgave. Het is daarom misschien verstandig om voorzichtig te beginnen en stapsgewijs de samenwerkingsverbanden meer vlees op de botten te geven.

Klein beginnen: eenzaamheid ondervangen

“Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat” schreef Willem Elschot al. De ontwikkeling van buurtsamenwerkingsverbanden blijft voorlopig een droom vanwege allerlei wetten (de wettelijke beperkingen van de aanbesteding van wijkzorg door gemeenten), praktische bezwaren (hoe krijg je de samenwerking organisatorisch rond?) en weemoedigheid (kunnen we als buurtinitiatieven die verantwoordelijkheid wel aan?). Misschien kunnen we beter klein beginnen.

Daarvoor kunnen we aansluiten bij een opvallende ontwikkeling bij verschillende stadsdorpen: een veel kleinere vraag om burenhulp dan werd verwacht. Verschillende stadsdorpen hebben in 2014/15 groepen actieve buurtgenoten gevormd die bereid zijn om buurtgenoten met hand en spandiensten te ondersteunen. Dat is dus een extra activiteit gericht op individuele buurtgenoten, die los staat van alle andere cohesieversterkende initiatieven. Deze burenhulp kan gaan om boodschappen doen, gezamenlijk een wandeling maken, vergezellen bij een bezoek aan de dokter of specialist, enzovoort. Gezien de samenstelling van de buurtbevolking werd verwacht dat dit op grote belangstelling kon rekenen. Dat viel echter tegen. Het aantal verzoeken om burenhulp bleef beperkt.

Het is aannemelijk dat deze stadsdorpen de buurtgenoten-met-een-probleem gewoon niet bereiken. Natuurlijk hebben ze alle buurtbewoners door middel van flyers geïnformeerd over hun aanbod, en is er een telefoonlijn beschikbaar gemaakt voor hulpvragen, maar dat betekent nog niet dat deze buurtgenoten zelf de stap zullen durven nemen om hulp te vragen. Deze aarzeling hangt nauw samen met (een beginnend gevoel van) eenzaamheid. Eenzaamheid is een soort containerbegrip geworden, dat lastig te hanteren is om een goede aanpak te verzinnen. Een zeer verhelderende analyse met ontnuchterende adviezen voor de praktijk is te vinden in het onderzoek van Anja Machielse: “Ouderen in sociaal isolement” (Movisie/Universiteit voor Humanistiek, 2015).

Zij ontleedt eenzaamheid met een typologie, die in de volgende figuur wordt geschetst:

typologie eenzaamheid Machielse

Uit de discussie van de baat die buurtgenoten-met-problemen kunnen hebben met hulp van professionals en actieve buurtgenoten blijkt al snel dat de verwachtingen over het resultaat van die hulp niet al te hoog gespannen moeten zijn. Voor buurtbewoners-met-problemen die gericht zijn op sociale participatie en een actieve copingstrategie is eerder resultaat te bereiken dan bij de andere groepen, maar in alle gevallen zijn beroepskrachten nodig die met veel ervaring en geduld het perspectief verbreden. Zij moeten het vertrouwen winnen en daarvoor moeten zij letterlijk en figuurlijk ‘aanwezig’ zijn. Tegen deze achtergrond is een alternatieve benadering voor de samenwerking tussen stadsdorpen en de wijkzorg ontwikkeld die klein van omvang is, maar wellicht interessante resultaten kan opleveren. Op deze pagina werken we dat verder uit.

De kern is dat naar analogie van het project “Even Buurten” in Rotterdam binnen elke buurt met ongeveer 6000 huishoudens een beroepskracht als ‘spil’, een verbindende figuur, een vertrouwde raadspersoon zou worden ingezet. Deze beroepskracht heeft als belangrijkste taak om iedere potentiële hulpvrager in beeld te krijgen en een zodanige relatie met deze buurtbewoner op te bouwen dat deze ontvankelijk wordt voor zorg of ondersteuning van andere beroepskrachten of van actieve buurtgenoten. Dat is geen simpele taak en de positie van zo’n buurtgebonden spil in het Amsterdamse zorgstelsel is ook uiterst kwetsbaar. De actieve betrokkenheid van stadsdorpen en andere buurtinitiatieven kan daarbij waardevol zijn, zowel voor de netwerkbenadering in de buurt als voor de bescherming van de positie.